De Schrans wordt nogal eens verkeerdelijk (wegens zijn naam en grachtomwalling) geïnterpreteerd als een laatmiddeleeuws verdedigingsbouwwerk. Het gebouw moet eerder gezien worden als een luxueuze verblijfplaats voor de hogere burgerij.
In 1695 kocht Norbert de Vrijter de woning met brouwerij en schuur en maakte er een vermaarde herberg van. Nadat gravin van Seneffe, Isabella Clara Cogels, het in 1775 kocht als buitengoed voor haar zoon legde de Franse overheid er tijdens de Franse Revolutie beslag op en verkocht het als ‘zwart goed’.
Nadien had De Schrans diverse eigenaars. In de 19e eeuw werd het terug in gebruik genomen als woning door onder meer pastoor Petrus J. Peeters en een belastingontvanger. In 1879 werden er tijdelijk twee klaslokalen ondergebracht. Vanaf eind 19e eeuw werd het opnieuw een landbouwbedrijf.
In 1919 kocht de familie Van Eyndt - Van den Broeck het goed. Hun nakomelingen bezitten het nog steeds.